Max en The Art of ..

Gister met mijn vrouwtje naar “Taken” gekeken en we hebben ons blind gestaard op het personage Dr. Wakeman, een vreemde, hyperkinetische figuur die met kinderlijk edoch dodelijk enthousiasme meespeurt naar de “bezoekers”. Waar kende ik die man ook weer van? Hij deed ons aan Jim Carey denken, eigenlijk, een even rubberen smoelwerk, maar we kwamen er niet uit. Het hondstrouwe Google bracht gelukkig soelaas; Dr. Wakeman wordt gespeeld door Matt Frewer. En Matt Frewer, die kennen we ook als .. Max Headroom!


Ik was ‘in den tijd’ ongelofelijke fan van The Art of Noise. De groep was zijn tijd ver vooruit. Allmusic.com omschrijft hen als volgt:

Art of Noise, a techno-pop group whose music was an amalgam of studio gimmickry, tape splicing, and synthesized beats. The Art of Noise took material from a variety of sources: hip-hop, rock, jazz, R&B, traditional pop, found sounds, and noise all worked their way into the group’s distinctly postmodern soundscapes.

Naast het obligate “Moments in Love” kon ik ook uren luisteren naar hun hele debuut-LP “(Who’s Afraid Of?) The Art of Noise!”. Wie mij die op CD kan bezorgen, mag dan ook op mijn eeuwigdurende dankbaarheid rekenen!

Het Bakkebaarden-beklag

Ik ga graag naar de kapper; een vermoeid mens moet daar simpelweg zitten en af en toe met het hoofd in de juiste richting neigen. Het feit dat je soms even binnensmonds brommend op een onbetekende vraag moet antwoorden om een poging tot gesprek af te blokken, doet daar niets aan af.
Als je bij een goeie kapster in de stoel zit, is het masserende wassen van je haar immers al voldoende beloning om die
achtergrondruis te negeren. En aangezien ik maar een paar eenvoudige instructies heb (“kort, moet wat piekerig staan bovenop”), ben ik over het algemeen ook tevreden met het eindresultaat.
Behalve .. behalve als het over mijn bakkebaarden gaat. Want op een of andere manier gaat het daar elke keer opnieuw volledig fout. Het meisje met de schaar vraagt dan schijnbaar onschuldig; “Moet ik uw faschen bijtrimmen mijnheer?”. Ik brom dan instemmend, want het haar groeit nu eenmaal waar het niet kruipen kan en er zijn grenzen aan elk grasperkje. Maar voor ik kan uitleggen welk motiefje mijn voorkeur wegdraagt, krijg ik de haartrimmer dreigend tegen de slaap geduwd en verlies ik het eerste streepje mannelijkheid. Een occasioneel ongegeneerde kapster draait de brommende machine zelfs nog even in m’n oor, om de overtollige begroeiing daar ook te kappen. Het is ongetwijfeld een manier om zich subtiel te wreken op de mannelijke haargroei.
Terwijl ik dan tot mijn afschuw ontdek dat de tochtlat voor mijn linkeroor niet veel koude meer zal kunnen tegenhouden, wordt ik ook aan de rechterkant genadeloos gekortwiekt. En het is precies op dat moment dat het over het algemeen echt volledig fout loopt; kapsters hebben immers, zo blijkt uit mijn jarenlange ervaring, absoluut geen benul van symmetrie. Ondanks zeldzame verwoedde -en ongetwijfeld door wroeging ingegeven- correctie-pogingen, waarbij de dame van achter mijn rug aandachtig fronsend in de spiegel staart terwijl ze met wijs- en ringvinger van beide handen de lijn van mijn
favorietjes volgt, blijkt keer op keer dat de linkerkant hoger komt dan de rechterkant. Of omgekeerd. Als het dan nog een beetje tegenzit (en geloof me, dat doet het meestal), gaat de bakkebaard aan de linkerkant van hoog naar laag en aan de rechterkant van laag naar hoog. Of omgekeerd. Volstrekt onsymmetrisch, hopeloos onoplosbaar en bovenal erg
lelijk.
Op dat moment kan het kappersbezoek er niet snel genoeg opzitten: bedremmeld betalen en weg, zo snel mogelijk. Om de weken erna tandenknarsend in de spiegel te kijken naar wat ze er in godsnaam toch weer van gemaakt hebben en te wachten tot het geliefde onkruid terugkomt. Want die troost hebben we tenminste; in de strijd tussen bakkebaarden en mannenhatende kapsters, zal de fasch altijd winnen!