Ons klein blinkend appelken heeft al 2 dagen wreed last van haar tandjes. Overdag trekt ze het nog redelijk, dan is er genoeg afleiding van de pijn, maar ‘s nachts wordt ze met een luide schreeuw wakker en dan huilt ze zich precies de longen uit het kleine lijfje. Ons ouderhart krimpt dan in elkaar, “laat ons nog even wachten, misschien valt ze terug in slaap” probeer ik nog en Veerle knikt ongelukkig-beteuterd van “ja”. Maar de tandjesduivels laten niet los en Elise haalt nog luider uit. “Ik zal maar gaan eh”, zeg ik recht springend en Veerle lijkt al een beetje opgelucht.
“Papa komt ze Liezeken” roep ik terwijl ik de trap in zeven haasten opren. “Papa komt je helpen eh lief dochterken” zeg ik terwijl ik de pijnstiller uit de badkamerkast gris en de kleine schat valt al een beetje stil, want ze hoort haar papa. Op haar kamertje gekomen pak ik haar vast en knuffel ik mijn nog nasniffend liefste dochterken en ze klemt zich stevig aan me vast. Ik praat zachtjes tegen haar, droog de traantjes, geef een pijnstiller, zing haar zachtjes wiegend rustig en leg haar wat later terug in haar bedje. Ze ziet er alleszins weer een beetje ontspannen uit en glimlacht vaagjes wanneer ik fluister dat ze maar moet roepen als ze terug pijn heeft en dat ik er dan direct terug zal staan.
Ik sluip terug naar beneden en stilletjes, een beetje pervers, hoop ik dat ze ons straks, in de veel te vroege ochtend, toch terug huilend bij zich roept. Want je de pijn wegnemen bij je hulpeloos dochterken en haar zachtjes kunnen troosten, dat is papa zijn, intens.