Jongensdromen, tja, hoe gaat dat? Het ene moment zijt ge 7 en ge zoudt -ondanks dat kleine probleem met uw bijna blinde rechteroog- piloot willen worden. De seizoenen wisselen, en voor ge het weet wordt ge 15. Uw bril is niet het enige praktische bezwaar tussen droom en daad, want blijkens uw schoolresultaten zijt ge niet echt de slimste van den hoop. Maar het leven gaat voort, computers en hormonen wenken en ge stapt verder, de grote mensen-wereld in. Doen alsof ge ergens iets van kent, op het werk. Verliefd, verloofd, getrouwd, een huisje, een tuintje en een koppel gekortwiekte kiekens ook. En een kindje, een lief klein dochterken.
Een paar weken voor ge alweer verjaart, begint dat kindje met blinkende oogjes vragen te stellen. Of ge graag met speelgoed speelt. Of ge zoudt willen kunnen vliegen en of dat dan met een vliegtuig of toch liever met een helikopter zou zijn. Uw vrouw probeert het te verbergen, maar ge ziet dat ze achter haar boek zit te grinniken.
Die zondag, de dag voor uw verjaardag, hoort ge vrouw en kind regelmatig fluisteren en lachen en als ge na het avondeten terug binnenkomt van bij de kiekens, staat uw fantastische wederhelft daar met een groot cadeau in haar handen. Ge scheurt het papier er van rond en ge zijt zo blij als een 7-jarig jongetje als ge ziet dat ge een helikopterken op afstandsbediening hebt gekregen. Vliegen lukt nog niet héél goed, maar plezierig is het zeker! Terwijl ge op de trein naar het werk een semi-nostalgisch verjaardags-blogpostje schrijft, verheugt ge U al op uw thuiskomst bij vrouw, kind en helikopterken. De kiekens, die wachten wel, wegvliegen kunnen ze toch niet meer.
nostalgie
Nonkel Domien & het einde van Six Feet Under
Gisteren met veel plezier én een ferme krop in de keel naar de laatste afleveringen van “Six Feet Under” gekeken. In het echte leven ben ik minder emotioneel en met de dood heb ik nog niet veel te maken gehad, maar toon me een sterk verhaal in sfeervolle beelden met wat mooie muziek eronder en ge hebt me bijna aan het blèten:
Ik had de nacht ervoor nog over m’n overleden Nonkel Domien gedroomd, over de grootnonkel zoals ik hem in 1995 de laatste keer gezien heb. Tante Bertha was al een paar jaar overleden en met haar was ook de ziel uit hun Brussels appartement verdwenen. Nonkel Domien was zonder z’n vrouw een zielige, kinderloze misantroop geworden. In m’n droom ging ik regelmatig bij hem langs, maar in de realiteit ben ik na die ene keer -hij gaf me 500 frank en vertelde later tegen familie dat ik alleen voor het geld kwam- niet meer terug geweest.
We worden geboren, we sterven en ergens tussendoor proberen we -zoals de ratten, maar daar maken ze geen mooie series over- wanhopig iets na te laten. Kinderen, misschien, of iets “hogers” als sublimatie van die reproductie-drift. Nonkel Domien noemde zichzelf “Dokter in de Haarkunde” en schreef een boek over de coiffeurs-stiel dat nooit gepubliceerd werd. En dan?
“Alle mannen kijken naar porno”
Het moet zijn dat ze niet bij Jehovah’s Getuigen hebben aangebeld. Want toen mijn hormonen begin jaren ’80 ontwaakten, was ik “in de Waarheid” en ik kan U verzekeren, wij keken niet naar porno en masturbatie mocht al helemaal niet van Onze Vader. In “Maak je Jeugd tot een Succes”, het bijbelstudieboekje bij uitstek voor jonge Getuigen, was er zelfs een volledig hoofdstuk aan seksualiteit en zelfbevlekking gewijd, inclusief tips over hoe je de verleiding het hoofd moest bieden.
Maar ik moet zowat de enige jonge Getuige geweest zijn in wie God toch regelmatig teleurgesteld was. Want ook al bad ik vurig om kracht, de verleiding van bijvoorbeeld de douchende dame van Fenjal en al die prachtige lingerie-reclame in mijn eigenste geheime fenomenale feminatheek, was na een paar dagen steevast te groot. Dat werd er niet beter op toen ik, na maanden stiekem naar de covers van blootblaadjes geloenst te hebben, uiteindelijk toch een krantenwinkel ver van huis durfde binnenstappen. Daar kocht ik, nadat ik enkele tijdschriften over tuinieren en autosport achteloos doorbladerd had, misselijk van opwinding en schuldgevoel mijn eerste Playboy, die ik midden de Belseelse velden met het hart in de keel doorbladerde. God weet dat daarna nog veel in dat boekje gebladerd heb.
Van al die verboden spanning lijkt weinig over te blijven, volgens datzelfde artikel op deredactie.be;
Het internet is de voornaamste bron van porno (90 procent), gevolgd door dvd’s (10 procent). Gemiddeld kijken jongens voor het eerst naar porno als ze tien jaar oud zijn.
Waarmee Tom Waits’ intro van “Better off without a Wife” ook naar de geschiedenisboekjes verwezen is; “making a scene with a magazine” is immers zo passé.
Ik ben 15 jaar
Alhoewel ik m’n eerste html-experiment niet meer terugvind, wordt m’n eerste echte homepage, die van 1996 tot 1999 online stond op http://www.belgonet.be/~frank/, wel voor het nageslacht bewaard op de fantastische Internet Archive’s Wayback Machine;
Vanaf 2002 had ik een shell-script dat elk uur rss-feeds binnenhaalde en met rss2html.pl uit xml-rss omzette naar html om m’n homepage te produceren (eerst nog op http://belgonet.be/frank, later op http://e-cafe.be/frank) en ook dat zit proper opgeborgen in de archieven van de Wayback Machine:
Op 28 april 2003 schreef ik m’n eerste blogpost op een zelf geïnstalleerde Nucleus, daarna kwamen de Telenet Blogs en m’n korte verblijf op WordPress.com om uiteindelijk op m’n eigen blog.futtta.be uit te komen. En die persoonlijke online geschiedenis hou ik liever zelf bij, in m’n eigen blog-archieven. Want ge kunt zoiets niet alleen overlaten aan Google, toch?
Lui klust met hout
Indien ik Kabouter zou zijn, dan was ik niet Klus, maar Lui. Ik ben immers echt niet handig en van hard werken word ik zo moe. Mijn Kwebbel zou dat zeker bevestigen, maar ik hoop dat ze er wel aan zou toevoegen dat als ik eenmaal hamer en zaag vastheb, ik niet meer te stoppen ben.
Maar soit, te stoppen of niet, ik heb hoedanook twee linkerhanden. Toen ik een jaar of 14 was, droeg m’n vader me op om tijdens de grote vakantie een vogelkastje te timmeren. Ik kreeg wat hout, het gereedschap en een week de tijd om pakweg een koolmees een dak boven kop en kroost te klussen. Maar dat liep, ondanks de hulp van buurtvriend Patrick, al van bij het begin verkeerd; ik had de 6 plankjes schots en scheef gezaagd. Vooral de zijkanten, die bovenaan een hoek van pakweg 35 graden moesten hebben, waren een ramp. Bij elke poging om linker- en rechterkant enigszins gelijk te zagen, werd het vogelkastje weer een stukje kleiner. Ik denk dat we, op aangeven van m’n wanhopige vader, de zijkanten uiteindelijk samen in de Black&Decker Workmate hebben geklemd en met een grove houtvijl, rasp of schaaf de boel enigszins gelijk hebben gedwongen. Toen het kastje min of meer in elkaar zat, hebben we de resterende gaten en kieren met Gupa dichtgestopt. Ik was misschien onhandig, maar ook een beetje trots, want we hebben dat vogelkastje aan het huis opgehangen en gedurende pakweg 15 jaar hebben zich daar elk jaar kool- en andere meesjes in genesteld.
We zijn nu 27 jaar verder maar er is op dat vlak weinig veranderd. Ik voel me opnieuw onhandig maar trots; ik heb met wat overbleef van het houtschuurtje van de vorige bewoners, eigenhandig een nieuw afdak voor brandhout in elkaar gezaagd en getimmerd! Het is niet volgens de regels van de doe-het-zelf kunst, het staat allemaal niet waterpas, maar het is wel stevig (het dak droeg een kortstondige belasting van 85kg) en m’n hout zal de komende 15 jaar min of meer droog liggen. Ik denk dat deze Lui nu echt wel een frisse pint uit de Melkherberg verdiend heeft, toch?
Het schrijven verleerd
Ik heb nooit goed kunnen schrijven. Enigszins leesbaar schrijven met pen en papier bedoel ik, dat is altijd een probleem geweest. “Zo’n hanenpoten, gij moet dokter worden” zeiden leraren in een goede bui, of anders “Onleesbaar Goossens, begin maar opnieuw!” Toen ik een jaar of 10 was, vond m’n vader dat hij moest ingrijpen. Ik moest tijdens de grote vakantie dagelijks een tekst uit het jaarboek van de Getuigen van Jehovah overpennen op een A4’tje, het bijbelvers van de dag en behorende uitleg. Goed voor m’n geschrift en m’n geloof moet hij gedacht hebben, maar het heeft voor geen van de twee mogen baten. Rond m’n 16de verzaakten we aan De Waarheid en na m’n studietijd viel ik ook pen en papier langzaam maar zeker af, ten voordele van scherm en klavier waarmee ik toch zo hyper-efficiënt gedachten kan invoeren, bewaren en delen. Papier en vooral pennen, da’s m’n vader zijn hobby (hij verzamelt, repareert en ontwerpt zelf), dat heb ik allemaal toch niet meer nodig?
Tot ik, na vele jaren van bijna geheel-onthouding van pen en papier, enkele dagen geleden een vakantiekaartje naar m’n ouders schreef en daarbij de finesse en het geduld ontbeerde om ook maar iets leesbaar te schrijven.
Sorry Mama, sorry Papa. Als jullie het niet ontcijferd krijgen, dit staat er dus;
Veel te goed weer, veel te lekker eten, veel te snel terug naar huis. Perfect dus, niet?
En daaronder dan onze namen, natuurlijk. Elise, bijna 4, had haar naam zelf geschreven en die was beter leesbaar dan wat haar papa had gekrabbeld.
Op een Grifter, zoals Roger De Coster. Bijna.
Ook ik ben nog jong geweest, in de tijd dat BMX’en en mountainbikes nog moesten worden uitgevonden en Roger De Coster de beroemdste der gemotoriseerde moddervreters was. Het was 1977, ik woonde in Blaasveld en ik ging bij Ivan spelen, die stoer rondreed met een echte Raleigh Grifter (mooie foto’s hier), waarnaast mijn nieuwe oranje jongensfiets maar een kneusje leek.
Een jaar later waande Ivan zich op een oude brommer zijn tuin omploegend al helemaal Roger De Coster. Ik heb één keer met zijn aftandse Mobylette mogen rijden en bolde stomweg tegen een muur. De Costers troonopvolger André Malherbe had duidelijk niets van mij te vrezen. Voor zover ik weet heeft Ivan ook geen potten gebroken in de internationale motorcrosserij.
Maar mijn Vero vouwfiets heeft nu, net als die Grifter toen, wel stoere twist-shift versnellingen aan het handvat. Vitessen in het stuur en een stevige pot op, zo ben ik 30 jaar na datum toch nog een beetje Roger De Coster. Misschien moet ik net als Ivan toen ook nog speelkaarten tegen m’n wielspaken laten ratelen terwijl ik door Brussel cross?